Column Sportief Den Haag
uitgave augustus 2009

Prestatiecultuur


Laatst werd mij gevraagd of ik nog wel eens aan Den Haag denk. 
Wat dacht je? Ondanks ik al weer een decenium in het Gooise 
‘reservaat’ woon, met regelmaat in het buitenland ben en zoals 
het afgelopen jaar voor de Australische voetbalbond in Down Under 
werkte blijft mijn persoonlijkheid en gedrag toch heel wat Haagse 
trekjes vertonen.

Naast ik bij moeder thuis gelukkig niet alleen de voeding van mijn 
opvoeding genoot en de leerkrachten en personeel van de Marnixschool, 
de JR Snoeck Henkemansschool en  het Thomas More College mij 
van de nodige kennis voorzagen ben ik toch het meest gevormd in het 
Haagse Zuiderpark. Toen ik mij als elfjarig voetballertje van GONA naar 
ADO liet overschrijven kwam ik in een andere wereld terecht. ADO was 
toen in 1967 nog een uniek voetbalbolwerk en het begrip ‘handhaven in 
de Eredivisie’ was niet eens een thema. Een plaats bij de top zes was 
de normaalste zaak van de wereld. 

Als jeugdspeler kreeg je de beste opleiding die je kon wensen. Je werd 
getraind door uitstekende trainers, leerde dagelijks bij en kreeg ingepeperd 
dat je jezelf moest blijven ontwikkelen en dat jemet regelmaat in de spiegel 
moest kijken. In alle jeugdcompetities stonden ADO-elftallen bovenaan. 
Het sterkte als jong ventje je zelfvertrouwen en je was blij en trots dat je 
het rode shirt met groene baan mocht dragen. De ADO- opleiding stond 
als een huis met discipline en resprect als fundering. 

De lat werd heel hoog gelegd. Goed presteren was de minimale norm. 
Gelijkspelen stond eigenlijk gelijk aan een nederlaag. Door het vele 
aanwezige talent was de concurrentie moordend. We begrepen op 
jonge leeftijd al dat details het verschil maakten tussen goed, heel goed 
en uitstekend. Je werd hard maar fair behandeld. 
Typish Haags: direct, duidelijk en geloofwaardig. Goed was goed, slecht 
was slecht. Van ‘polderen’ had nog niemand gehoord. Je wist waar je 
aan toe was en de prestaties wezen uit dat dit de manier was die zijn 
vruchten afwierp. Je leerde met overwinningen maar ook met 
tegenslagen omgaan. Je leerde ook incasseren. 

Ik weet bijna zeker dat daar in het Zuiderpark velen met mij  een 
maniakale drang om elke volgende wedstrijd te winnen ontwikkelden. 
Het lijkt bijna vanzelfsprekend dat een groot aantal die in de zestiger 
en zeventiger jaren in  Het Zuiderpark rondliepen naar de Nederlandse
(ook bestuurlijke) voetbaltop zijn doorgestoten. Presteren dus als algemeen 
geldende norm. Kenmerkend voor de Haagse samenleving in die tijd. 
Herenhandballers van Operatie’55 en de dames van Hygiea, Athene en 
Hellas zorgden wekelijks voor een overvolle Houtrusthal. Als de 
yshockeyers van HYS Hoky en de volleyballers van Starlift Blokkeer 
thuis speelden hing met regelmaat het bordje ‘uitverkocht’ op de 
toegangsdeuren. Hockeyclub HCKZ hield elk jaar een kampioensreceptie 
en Ons Eibernest was de bekendste korfbalclub van de wereld. 

De boksers van Jan Nicolaas kregen elke maandagavond Amacitia 
helemaal vol. HRC dat was toprugby en de atleten van Sparta en V&L 
en de waterratten van Zian/Vitesse en HZPC liepen bijna krom van 
de omgehangen gewonnen medailles. Vier rijen dik stond het bij de 
wielerronde van Capitol. 

De krachtpatsers van Simson KDO, de gravelspecialisten van de 
Metselaars, de honkballers van ADO en de denksporters van RDG 
bezetten topposities. Al die sportprestaties werden verder gestimuleerd 
en kritisch opgetekend door de drie concurrende plaatselijke dagbladen 
De Haagse Courant, Het Binnenhof en Het Vaderland.
Denk nu niet dat deze begin-vijftiger alleen maar denkt dat het vroeger 
beter was.Maar ik ben wel blij dat als ik aan Den Haag denk, ik in die 
bijna vanzelfsprekende Haagse prestatiecultuur ben opgegroeid.